Isabelle Harvey-Bathurst |
Het Internationaal Energieagentschap (IEA) heeft een pad uitgestippeld om tegen 2050 tot een netto nul CO2-uitstoot te komen. Dat is belangrijk om de klimaatdoelen te verwezenlijken. Het rapport van de IEA maakt duidelijk dat de ontwikkeling van bestaande schone technologieën verder moet versnellen - en wel direct, niet morgen. Tevens roept het agentschap op tot een ban op fossiele verwarmingsketels tegen 2025. Dat zou een enorme boost geven aan de verkoop van elektrische warmtepompen.
Verwarming is een belangrijke bron van CO2-uitstoot. In Europa zijn gebouwen goed voor 35% van alle uitstoot en 40% van de energievraag. Tweederde van die - vooral fossiele - energie wordt gebruikt voor verwarming. De warmtepomptechnologie bestaat en als warmtepompen met schone elektriciteit worden aangedreven, reduceren zij de CO2-uitstoot met 90% ten opzichte van een gasgestookte warmteketel.
Volgens het plan van het IEA zullen warmtepompen in 2045 goed zijn voor 50% van de warmtevraag. Warmtepompen zijn echter niet de enige manier om verwarming koolstofvrij te maken. Waterstof kan ook een rol spelen, net als stadsverwarmingssystemen (een systeem om centraal opgewekte te verdelen via geïsoleerde leidingen). Er zijn zeker bepaalde delen van de wereld waar warmtepompen beter of slechter geschikt zijn, afhankelijk van factoren zoals de kosten van de technologie en hoe goed geïsoleerd het huizenbestand is. Dit verklaart waarom warmtepompen in Scandinavië volop worden gebruikt.
Maar het gaat er niet om welke technologie ‘wint': al deze technologieën zullen massaal moeten groeien. Momenteel zijn de marktomstandigheden niet bevorderlijk zijn voor warmtepompen of andere koolstofarme oplossingen (bijvoorbeeld omdat gas een goedkopere optie is). Waarschijnlijk zal een wortel-en-stokbeleid worden ingevoerd, zoals voorgesteld door het IEA.
De markt voor warmtepompen groeit de laatste jaren met lage enkele cijfers en buiten de Scandinavische landen blijft de penetratiegraad van warmtepompen nog ruim onder de 10%. In Nederland en België bedraagt de penetratiegraad nog maar 2%. Een beleidswijziging, zoals voorgesteld door het IEA, kan een revolutie in deze markt ontketenen.