Heel wat academische literatuur stelt dat demografische ontwikkelingen de economische groei op lange termijn bepalen. Bij een groeiende bevolking stijgt de vraag naar zowat alles: voedsel, huisvesting, kleding, energie, medische zorg, diensten – noem maar op. Het betekent ook dat de beroepsbevolking toeneemt, waardoor aan die stijgende vraag kan worden voldaan. Als de bevolkingsgroei afneemt, zien we bijgevolg de vrees voor een stagnatie meestal toenemen. Nu de Europese bevolking op arbeidsleeftijd krimpt, vrezen veel experts dat het continent in deze val loopt en een langzame groei onvermijdelijk wordt – en dat de aandelenmarkten in de klappen zullen delen. Wij zijn echter van mening dat demografische ontwikkelingen niet de toekomstige economische groei voorspellen en dat ze evenmin de markten bepalen.
Ons grootste probleem met theorieën als zouden demografische ontwikkelingen een bedreiging voor de markten vormen, is dat bevolkingstrends uiterst traag evolueren. De EU-bevolking op arbeidsleeftijd ging tot en met 2009 in stijgende lijn, bereikte een piek van iets meer dan 334 miljoen en valt sindsdien terug – tot 327 miljoen vorig jaari. Deze ontwikkelingen zijn een feit, maar komen niet als een verrassing voor veel beleggers, bedrijven, beleidsmakers of experts. De geboortecijfers en levensverwachting veranderen meestal heel traag, waardoor beleggers en experts ze al lang van tevoren kennen. De markten daarentegen bewegen zich snel en prijzen algemeen bekende informatie vrijwel onmiddellijk in, zo lijkt ons. Wie ooit heeft gezien hoe snel de aandelenkoersen reageren op aankondigingen zoals fusies en overnames of winstrapporten, heeft waarschijnlijk een microkosmos van dit fenomeen gezien. Voor zover trage demografische verschuivingen reëel zijn, denken wij dat de markten ze waarschijnlijk al inprijzen lang voordat ze zich voordoen.
Grote demografische veranderingen van jaar tot jaar zijn onwaarschijnlijk. Een opmerkelijke demografische verschuiving en de gevolgen daarvan strekken zich over een veel langere periode uit. Maar volgens ons kijken de markten naar datgene wat de economie beïnvloedt: politieke en sentimentfactoren die de komende drie tot dertig maanden de vraag naar aandelen bepalen. De markten zijn naar onze mening niet in staat om factoren te beoordelen die verder dan een dertigtal maanden in de toekomst liggen, omdat er te veel variabelen kunnen veranderen.
Het is mogelijk dat marktdeelnemers demografische prognoses kennen en incalculeren, maar het is verre van zeker dat deze langetermijnprognoses worden bewaarheid. Zo heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in zijn halfjaarlijkse World Economic Outlook van april 2005 de toenmalige trends op het gebied van onder andere economische groei en uitgavenbeleid geëxtrapoleerd om de nettoschuld (schuld die niet door de overheid zelf wordt aangehouden) voor veel grote landen te ramen. Het IMF raamde dat de Duitse nettoschuld zou stijgen van 66,1% van het bbp in 2004 tot 70,3% in 2010 (het bbp of bruto binnenlands product is een door de overheid gecreëerde maatstaf voor de nationale economische output)ii. In plaats daarvan daalde de nettoschuld naar 62,1%. Het IMF voorspelde dat de Franse nettoschuld zou dalen van 55,4% naar 53,3% van het bbp. iii In werkelijkheid steeg hij tot 73,6% in 2010. Het zijn overigens niet alleen prognoses voor Europese landen die de mist in gaan: het IMF verwachtte dat de Japanse nettoschuld zou oplopen van 82,0% in 2004 tot 111,2%iv.
Daarom denken we dat demografische trends niet zomaar tot ver in de toekomst te voorspellen zijn. Ze staan niet in de sterren geschreven. Bevolkingstrends kunnen verschuiven. Geboortecijfers veranderen. Ook immigratie kan de bevolking van landen nieuw leven inblazen. ‘Beroepsgeschikte leeftijd’ wordt standaard gedefinieerd als de leeftijd van 15 tot 64 jaar, maar mensen werken langer naarmate de levensverwachting stijgt. Die 65-plussers behoren tot de snelst groeiende groepen werknemers!
Maar zelfs als de beroepsbevolking niet aangroeit, kunnen werknemers productiever worden. Dankzij de technologische vooruitgang kunnen mensen meer doen met minder. Om te zien hoe, moeten we alle elementen die bijdragen aan welvaartscreatie afzonderlijk bekijken: arbeid, kapitaal, technologie en middelen. Arbeid is een van de inputs in de productie, maar de hoeveelheid ervan op zich zegt niets over het bbp. Technologie, zoals fabrieksautomatisering, kan het mogelijk maken om met minder werknemers meer goederen te produceren.
Zie Figuur 1, waarin het productievolume van de Duitse verwerkende industrie (de hoeveelheid geproduceerde goederen in plaats van de waarde ervan, om geen vertekend beeld van de inflatie te krijgen) en de werkgelegenheid in de verwerkende industrie worden getoond, beide met index 100 in januari 1991. Zoals uit deze figuur blijkt, is het productievolume tijdens deze periode met ongeveer 40% gestegen. Toch is de werkgelegenheid in de verwerkende industrie, die na de hereniging van Duitsland een duik maakte en daarna min of meer stabiel bleef, in dezelfde periode met ongeveer 20% gedaald.
Bron: FactSet, 08/11/2019. Productievolume van de Duitse verwerkende industrie en werkgelegenheid (index = 100 in januari 1991).
Dit is slechts één voorbeeld. Als we dit opentrekken naar alle sectoren en industrieën, zien we waarom de extrapolatie van bevolkingstrends niet al te veel zegt over de zaken die de actuele economische groei het meest beïnvloeden – laat staan de economische groei in de volgende decennia.
Demografische overwegingen kunnen interessant zijn om over na te denken en nodigen natuurlijk uit tot speculatie. We denken echter dat de invloed ervan op de economie en de markten op korte tot middellange termijn waarschijnlijk wordt uitgewist door andere factoren. De normale conjunctuurbewegingen, politieke drijvende krachten die daartoe bijdragen of dat belemmeren, en het sentiment (heersende houdingen) ten overstaan van dit alles spelen volgens ons een belangrijkere rol.
Facebook: https://www.facebook.com/FisherInvestmentsBelgie/
Twitter: https://twitter.com/FisherInvestBE
LinkedIn: https://www.linkedin.com/company/fisher-investments-europe---belgië
Fisher Investments België is de handelsnaam die Fisher Investments Luxembourg, Sàrl in België gebruikt ("Fisher Investments België"). Fisher Investments Luxembourg, Sàrl, een in Luxemburg geregistreerde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (Ondernemingsnummer: B228486), is gereguleerd door de Commission de Surveillance du Secteur Financier ("CSSF") en de statutaire zetel is geregistreerd op K2 Building, Forte 1, 2a rue Albert Borschette, Troisième étage, L-1246 Luxembourg. Fisher Investments België besteedt sommige aspecten van het dagelijks beleggingsadvies, van het portefeuillebeheer en van de transacties uit aan haar dochterondernemingen. Meer specifiek zal de voorbereiding van rapporten met betrekking tot de geschiktheid van de beleggingen gedeeltelijk uitgevoerd worden door Fisher Investments Europe Limited, handelend onder de naam Fisher Investments UK ("Fisher Investments UK"), en zal de dagelijkse besluitvorming over de portefeuillestrategie uitgevoerd worden door Fisher Asset Management, LLC, handelend onder de naam Fisher Investments ("Fisher Investments"). De transacties kunnen worden verricht door Fisher Investments België, Fisher Investments UK of andere dochterondernemingen.
Beleggen op de financiële markten brengt een risico van verlies met zich mee en er is geen garantie dat het belegde kapitaal geheel of gedeeltelijk terugbetaald zal worden. Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor toekomstige rendementen en geven daar geen betrouwbare indicatie van. De waarde en opbrengst van de beleggingen volgen de schommelingen van de wereldwijde aandelenmarkten en van de internationale wisselkoersen.
____________________________________________